Golftermen
De beste golf termen van de golfsport. Golfen in Nederland, de golfsport in het buitenland. Golftermen, die handig voor u zijn. Voor de startende golfer of gewoon voor een senior speler. Een golfer die toernooien speelt of alleen recreatief.
Golf is een sport die vele unieke termen kent die specifiek zijn voor het spel en de verschillende soorten slagen die worden gebruikt. Hieronder vindt u een lijst met enkele van de belangrijkste golftermen en hun betekenis:
- Tee – De houten of plastic staaf waarop de golfbal wordt geplaatst voordat de slag wordt uitgevoerd.
- Fairway – Het deel van de golfbaan tussen de tee en de green waar de grasmat korter is en waar het de bedoeling is de bal zo ver mogelijk te slaan.
- Rough – Het lange, hogere gras langs de zijkanten van de fairway en rondom de green.
- Green – Het zeer goed onderhouden grasoppervlak rond de hole waarop de bal moet worden geput.
- Bunker – Een depressie gevuld met zand, meestal langs de fairway of rond de green.
- Approach – De slag die wordt uitgevoerd om de bal op de green te krijgen vanaf de fairway of het terrein rondom de green.
- Putt – Een slag met een putter, ontworpen om de bal over de green en in de hole te sturen.
- Birdie – Het voltooien van een hole in één slag minder dan het par.
- Par – Het aantal slagen dat een ervaren golfer nodig zou hebben om de hole te voltooien.
- Bogey – Het voltooien van een hole in één slag meer dan het par.
- Eagle – Het voltooien van een hole in twee slagen minder dan het par.
- Albatros – Het voltooien van een hole in drie slagen minder dan het par.
- Driver – De club die wordt gebruikt om de bal vanaf de tee zo ver mogelijk te slaan.
- Wedge – Een club ontworpen om korte, hoge slagen te maken, meestal rond de green.
- Iron – Een club met een metalen kop, ontworpen om de bal over langere afstanden te slaan dan een wedge.
Of je nu een beginner bent of een ervaren golfer, het kennen van deze termen is essentieel voor het begrijpen van het spel en het communiceren met andere spelers.
Kan je zomaar gaan golfen?
Om op alle golfbanen in Nederland te mogen spelen heb je over het algemeen handicap-54 nodig. Handicap-54 (vroeger GVB, of Golfvaardigheidsbewijs) toont aan dat je de regels en etiquette kent en snapt. Daarnaast is het een bewijs dat je de basis principes van het golfspel onder controle hebt.
Is golf duur?
De gemiddelde tarieven voor 9 holes golfbanen starten vanaf ongeveer € 25,-. De greenfee voor 18 holes banen start vanaf € 40,-, maar dit kan oplopen tot boven de € 100,-. Let op: Er zijn veel golfbanen die hogere tarieven hanteren in de weekenden.
Is Golf gezond?
Sporten met een gemiddelde intensiteit, zoals golf, zijn gunstig voor de preventie en behandeling van chronische ziekten, zoals bijvoorbeeld hart- en vaatziekten en diabetes type 2. Onderzoek wijst uit dat mensen die regelmatig golfen een betere longfunctie hebben dan zij die dat niet doen.
Golftermen*
Golfterm* | Uitleg |
---|---|
Ace | Amerikaanse term voor een hole-in-one, een bal die vanaf de afslagplaats (tee) direct in de hole belandt. |
Adresseren | Het aannemen van de juiste houding, kort voor het slaan van de bal. De golfregels geven aan dat een bal is geadresseerd zodra de voeten zijn geplaatst en de club op de grond is gezet. |
Afslagplaats | De plaats waarvan de eerste slag geslagen wordt. Het is een rechthoekige strook gras, meestal iets verhoogd, aan het begin van de hole. Begrensd aan de buitenzijde door tee-markers. |
Airshot | Een slag waarbij de bal niet wordt geraakt. |
Albatros | Wanneer je drie slagen minder nodig hebt dan PAR. |
All square | Gelijke stand bij matchplay. |
Approach | Een slag, meestal vanaf de fairway, naar de green. |
Apron | Het kort gemaaide stuk gras voor de green. |
Baan | Een verzameling van holes waarop kan worden gegolfd. |
Baan | het hele terrein waarop mag worden gespeeld |
Baanpermissie | Toestemming van de club en pro om zonder geregistreerde handicap op de golfbaan te mogen spelen. |
Baanrecord | laagste notering van een score van een bepaalde golfbaan. |
Back nine | Holes 10 tot en met 18. |
Back Nine | op een baan van 18 holes: holes 10 tot en met 18. De andere holes zijn de Front Nine. |
Back tee | De afslagplaats die het meest naar achteren ligt, meestal aangegeven met witte tee markers. |
Backspin | De terugwaartse rotatie van de bal gemeten over de horizontale as door de bal. De hoeveelheid backspin wordt bepaald door de loft (hellingshoek) van het club clubblad, de groeven in het clubblad, de snelheid waarmee de bal wordt geraakt en de invalshoek. Ervaren golfers spelen met backspin om de bal eerder te laten stilliggen of zelfs na landing terug te laten rollen. |
Backspin | bepaald effect dat bij een slag aan de bal is meegegeven waardoor de bal bij het landen op de green de neiging heeft om snel te stoppen dan wel terug in de richting van de speler te rollen. |
Backswing | De beweging met de club naar achteren die nodig is om de bal weg te kunnen slaan. |
Bag | De draagtas voor clubs, tees, ballen, etc. |
Bal | bal die voldoet aan de regels van de Royal & Ancient. |
Bal in het spel | Zodra de speler vanaf de afslagplaats heeft geslagen, is de bal in het spel. |
Bal in spel | zodra de speler heeft afgeslagen is de bal ‘in spel’, totdat de hole is uitgespeeld. Een speler moet met dezelfde bal blijven spelen zolang de bal ‘in spel’ is,tenzij de regels toestaan de bal te vervangen. Dat moet dan door eenzelfde soort bal (harde of zachte).Ballenspiraal |
Bal verloren | Wanneer je na vijf minuten zoeken je bal niet vindt, is je bal verloren en moet je vanaf de plaats waar je die bal voor het laatst hebt geslagen een nieuwe slaan. Bij twijfel of je eerste bal vindbaar is, sla dan altijd een provisionele bal. Uiteraard meld je dit eerst even aan jouw medespelers. |
Balmarker | Als je de bal tijdens het spel wilt opnemen, moet je de plaats markeren. Markeer altijd achter de bal, dat kan bijvoorbeeld met een muntje of een tee. Een bal op de green mag altijd worden gemarkeerd, buiten de green zullen de golfregels, lokale baan- of wedstrijdregels dat expliciet moeten toestaan. |
Bestbal | partij waarbij alleen de beste bal van twee of drie spelers telt. |
Birdie | Wanneer je één slag minder nodig hebt dan PAR. |
Birdie | een hole die in één slag onder par gespeeld wordt. |
Bogey | Wanneer je één slag meer nodig hebt dan PAR. |
Bogey | een hole die in één slag boven par gespeeld wordt. |
Buiten de baan | situatie waarbij de bal buiten de golfbaan terecht komt. De bal is dan Out of Bounds. |
Bunker | een bunker is een hindernis in de baan; hij is met zand gevuld. |
Caddie | iemand die tijdens het spel zorgt voor de stokken van een speler of deze meevoert, en de speler ook op andere wijze assisteert volgens de Regels. |
Caddiemaster | oorspronkelijk de baas van de caddies, nu vaak de naam voor de persoon die de (gast)spelers ontvangt en waar spelers een starttijd kunnen bespreken. |
Chip | een slag (meestal over kortere afstand) waarbij de rol van de bal veel verder is dan de vlucht. |
Chipping green | Oefengreen waar mensen hun chips kunnen oefenen. |
Club | het instrumentarium waarmee de golfer de golfbal slaat. Vroeger werd het een golfstok genoemd, omdat de steel van hout werd gemaakt. |
Commissie | groep mensen belast met leiding van de wedstrijd of bestuur van de baan. |
Condor | een hole die in vier slagen onder par gespeeld wordt. |
Course rating | cijfermatige aanduiding voor de moeilijkheidsgraad van de baan voor een scratch speler. |
Divot | Gras dat je wegslaat uit de grond bij een slag. |
Divot | grasplag die de speler uit de grond slaat en geacht wordt daarna terug te leggen. Beginnende spelers slaan vaak per ongeluk voor de bal in de grond, goede spelers doen het expres nadat ze de bal hebben geraakt, als ze een backspin willen slaan, wat vooral voorkomt met slagen naar de green. |
Dogleg | Een golf hole in de vorm van een hondenpoot |
Dormie | stand tijdens een matchplay-wedstrijd waarin de achterstaande speler verder alle holes moet winnen om nog gelijk te eindigen. |
Double Bogey | Wanneer je twee slagen meer nodig hebt dan PAR. |
Double bogey | een score van twee boven par op een hole. |
Draw | als de bal bewust met effect van rechts naar links wordt gespeeld (uitgaande van een rechtshandige speler). Bijvoorbeeld om een boom heen. De tegenhanger van een draw is een fade. Een bal die met een draw geslagen wordt, rolt iets verder door dan een bal die met een fade wordt geslagen. |
Driebal | een groep van drie spelers die tegelijk spelen. |
Drive | de eerste slag op een hole, geslagen met een driver. |
Driver | de driver is de grootste club in een golftas, zowel in lengte en formaat van de kop. De loft is 9 – 11 graden. Een speler zal met zijn driver (af)slaan als hij zo ver mogelijk wil slaan. |
Driving range | Een plek op de golfbaan waar je je golfswing kunt oefenen. |
Drivingrange | Een drivingrange is een oefenterrein voor golfspelers |
Droppen | het opnieuw in het spel brengen van de bal door die vanaf schouderhoogte te laten vallen. Dit mag, afhankelijk van de omstandigheden, volgens de regels. Soms kost het een strafslag. |
Eagle | Wanneer je twee slagen minder nodig hebt dan PAR. |
Eagle | een hole die in twee slagen onder par gespeeld wordt. |
Eclectic (golf): | Wedstrijdvorm, waarbij van tevoren wordt bepaald hoeveel keer een bepaald aantal holes worden gespeeld. De laagste score van een hole telt voor het eindresultaat. Vaak een evenement dat meerdere dagen duurt, zodat veel spelers kunnen meedoen. Voorbeeld : men speelt 6x de holes 1,14 en 17. |
Eer | iemand heeft de eer als hij het recht heeft om als eerste af te slaan, meestal omdat hij de vorige hole heeft gewonnen. |
Etiquette | (niet afdwingbare) regels betrekking hebbende op het gedrag van een speler in de baan. Overtreding van deze regels levert geen strafslagen op. Men kan wél gediskwalificeerd worden wegens wangedrag. |
Europese PGA Tour | de Europese toernooiencyclus voor professionele golfers. |
Fade | als de bal bewust met effect van links naar rechts wordt gespeeld. |
Fairway | vrij kort gemaaide grasbaan die als ‘weg’ fungeert van de afslagplaats naar de green. Fat shot |
Flight | Een groepje spelers (2 tot 4) die samen een rondje lopen in een wedstrijd. |
Flop shot | Een schot die je over een obstakel heen speelt. |
Flop shot | Schot waarbij de bal zo hoog mogelijk over een obstakel wordt gespeeld. Professionals creëren hierbij vaak back-spin. |
Fore | verplichte uitroep ter waarschuwing als de bal fout wordt gespeeld en de richting van andere speler (of toeschouwer) uitgaat. |
Forecaddie | Extra caddie die vooruit loopt om te zien waar de bal terecht komt. Dit kan nodig zijn bij mist of bij blinde tee-shots. Tegenwoordig mag een speler niet meer dan één caddie hebben, deze mag uiteraard vooruit lopen om de bal te zien neerkomen. Bij wedstrijden worden vaak spotters ingezet. |
Foursome | Een golfspel die je met 4 personen speelt. |
Foursome: | partij waarin twee spelers spelen tegen twee andere spelers, elke kant met één bal, die om de beurt geslagen wordt. |
Fringe | Een gedeelte om de green dat langer is gemaaid. |
Front Nine | holes 1 tot en met 9 op een 18 holes baan. Holes 10 tot en met 18 zijn de Back Nine. |
Gapwedge | club met een grote loft (tussen Sand Wedge en lobwedge) waarmee de bal over korte afstand hoog door de lucht kan worden gespeeld. |
Gimme: | een term die in matchplay gebruikt wordt voor een bal die zo dicht bij de hole ligt dat deze niet meer hoeft te worden uitgeholed. Of een bal ook daadwerkelijk een gimme is, wordt bepaald door de tegenstander. |
Golf flight | De spelers waarmee jij een ronde loopt. |
Green fee | Een bijdrage die je betaalt om een golfronde te spelen. |
Green in regulation | Het aantal slagen dat een pro golfer nodig heeft om op de green te komen |
Green of putting green: | kort gemaaid stuk gras aan het einde van iedere hole. |
Greenfee | de bijdrage die een golfspeler aan de uitbaters van een golfparcours betaalt om een aantal holes te spelen. |
Greenfee speler | Een speler die tegen vergoeding een golfronde speelt. |
Greenkeeper | persoon die de golfbaan onderhoudt. |
Greenkeeping | Het onderhouden van de golfbaan. |
Greensome | Een golfspel die je met twee personen speelt. |
Grond in bewerking | plaats die is aangegeven als in reparatie zijnde. Grond in bewerking (ook wel GUR genoemd, Ground Under Repair) wordt gemarkeerd door middel van blauwe paaltjes of een gespoten lijn en tekst. |
GVB | Het golfbewijs om op iedere golfbaan te mogen golfen. |
Hack | Een wilde, ongecontroleerde slag. |
Halveren | Het halveren van de hole: een gelijkspel tijdens een matchplay wedstrijd (waarbij de punten worden gedeeld). |
Handicap | Een getal dat de speelsterkte van de speler aangeeft. Hoe lager dit getal, des te beter de golfer. Officieel is 54 de hoogste handicap. Door het toepassen van een handicapverrekening tijdens wedstrijden is het mogelijk dat golfers met een verschillende speelsterkte evenveel kans op de overwinning maken. |
Handschoen | Om een goede grip op de club te hebben tijdens de slag draagt een golfer doorgaans een handschoen. Ze worden van verschillende materialen gemaakt (synthetisch of leer) en zijn te koop (m/v) voor verschillende weersomstandigheden. |
Hanging lie | Een bal die op een hellend vlak ligt. |
Hazard | Hindernis. |
Hindernis | Zijn aangelegd om een golfbaan uitdagender te maken; denk hierbij aan onder andere vijvers, sloten en bunkers. Bij en in hindernissen zijn bijzondere regels van toepassing. |
Hole | En golfbaan bestaat in de regel uit meerdere holes (bijvoorbeeld 9, 18 of meer), maar ook het gat (10,8 centimeter) waar de bal in moet, wordt als hole of cup aangeduid. |
Hole-in-one | In één slag de bal in de hole (cup) laten verdwijnen. |
Hook | Een slag die direct naar links afbuigt. |
Hook/hoek | Een balvlucht die sterk van rechts naar links draait. |
Hosel | Het deel van de club waar de shaft het clubhoofd ingaat. |
Hout | Een golfclub (wood) voor de langere afstanden, ooit gemaakt van hout maar tegenwoordig gefabriceerd van allerlei materialen, bijvoorbeeld carbonstaal of titanium. |
Hybride | Wordt gebruikt als veelzijdige vervanging van langere ijzers. Zorgt voor een wat hogere balvlucht en een meer trefzekere impact. |
Identificeren | Het bepalen of de gevonden bal ook daadwerkelijk de bal is waar je mee speelt. Door vooraf een duidelijk merkje op de bal aan te brengen, wordt het identificeren een stuk eenvoudiger. |
IJzer | Golfclubs voor verschillende afstanden. Er bestaan ijzers met een stalen shaft of met een shaft van grafiet (graphite). De lengte (afhankelijk van jouw techniek, kracht en swingsnelheid) wordt aangegeven met nummers op het clubhoofd; hoe hoger het nummer, des te meer loft (hellingshoek van het clubblad), des te hoger de mogelijke balvlucht en korter de afstand die je ermee kunt slaan. |
Impact | Het moment waarop de club zijn energie overdraagt aan de bal. |
In het spel | Een bal is in het spel vanaf het moment dat ermee geslagen is tot en met het uitholen. |
Insert | Het dunne, additioneel aangebrachte raakvlak van een putter. |
Kern | Middelste deel van de golfbal. |
Kort spel: | De korte slagen op en rond de green. |
Lange ijzers | Bijvoorbeeld ijzer-3 en -4, bedoeld voor lange slagen. |
Lateraal | Wanneer iets in de lengterichting langs de baan ligt, bijvoorbeeld een laterale waterhindernis, te herkennen aan de rode paaltjes. |
Leary | De speler die binnen 3 slagen de bal het dichtst bij de vlag slaat. |
Level | Als je par speelt. |
Lie (van de bal) | De ligging van de bal op de grond. |
Ligging van de bal | Mag niet worden veranderd of verbeterd, tenzij de regels een uitzondering maken. |
Linksbaan | Een golfbaan die is aangelegd op een smalle strook land tussen het strand of de zee en het achterland. |
Lob shot | Een kort hoog schot dat meteen stilligt na de landing. |
Lob wedge | Een club met een hoge loft (hellingshoek van het clubblad) van 60 graden of groter. Hiermee sla je ballen met een hoge, korte balvlucht die gelijk of snel stilliggen. |
Local rules | Tijdelijk of uitzonderlijke regels van de lokale baan. |
Loft | De hellingshoek van het clubblad. Aangegeven in graden. Hoe meer loft, des te hoger (in principe) de balvlucht en de te korter de lengte van die vlucht. |
Longest drive | De golfer die in een wedstrijd zijn/haar bal het verst op de fairway van een vooraf aangewezen hole slaat, wint de 'longest drive'. |
Losse natuurlijke voorwerpen | Mogen nooit worden verwijderd in een hindernis, maar wel op de fairway en green. Kijk hierbij wel uit, want soms krijg je een strafslag als de bal tijdens het verwijderen van voorwerpen verrolt. |
Losse obstakels | Door mensen achtergelaten voorwerpen mogen altijd worden verwijderd zonder straf. |
Mallet | Putter met een brede kop. |
Marker (persoon) | De persoon die van medespelers de score bijhoudt tijdens een wedstrijd of qualifing ronde. De speler is zelf wel verantwoordelijk voor een correct ingevulde kaart. |
Marker (voorwerp) | Een klein, rond en plat voorwerp om de bal te markeren als deze op de green ligt en wordt opgenomen. |
Marker (voorwerp) | Een klein, rond en plat voorwerp om de bal te markeren als deze op de green ligt en wordt opgenomen. |
Marshal | Houdt toezicht op de baan en bevordert de doorstroming van de spelers en flights. |
Matchplay: | Een wedstrijdvorm waarbij twee spelers of ploegen elkaar per hole bestrijden. Een gewonnen hole telt als één punt. Speelt men gelijk, dan wordt het punt gedeeld. |
Metal wood: | Andere benaming voor hout of wood (zie ook Hout). |
Moment of inertia (MOI) | De weerstand van de club voordat hij om zijn as draait (traagheidsmoment). |
Mulligan | Een slag die je over doet, na een mislukte eerste slag. |
Mulligan: | Een afspraak met medespelers waarbij één of meerdere (mislukte) slagen mogen worden overgespeeld. Dit mag uiteraard niet tijdens wedstrijden of bij een qualifying kaart. |
Muscle back | IJzer met een dichte achterkant, in tegenstelling tot clubs met een holle rug (cavity back). |
Nearest point of relief: | Het dichtstbijzijnde punt gemeten vanaf de oorspronkelijke balpositie, maar niet dichter bij de hole en zonder last te hebben van de belemmeringen. |
Neary | De speler die de bal het dichtst bij de vlag slaat. |
Neary: | Een wedstrijdje op een vooraf aangewezen par-driehole, waarbij de speler die na één slag het dichtst bij de hole ligt de 'neary' wint. |
Negentiende hole | Golfjargon voor (de bar in) het clubhuis. |
Nettoscore | De brutoscore van jouw slagen minus het aantal handicapslagen dat je meekreeg. |
Oefengreen | Hier kun je het putten oefenen. |
Offset | De plaats van de shaft ten opzichte van het clubblad. De offset kan in één set per club variëren; dit heet een progressieve offset. Korte ijzers hebben dan minder offset (meer controle), lange ijzers meer (het voorkomen van slice). |
Onspeelbaar | Een bal is onspeelbaar als het nagenoeg onmogelijk is om een swing te maken. Alleen de speler zelf kan de bal onspeelbaar verklaren. Dit kost wel één strafslag. |
Oplijnen | Zo'n stand innemen die noodzakelijk is voor een optimale slag richting het gekozen doel. |
Out of bounds | Een bal die buiten het speelveld wordt geslagen. |
Out of bounds | Een buiten de baan (gemarkeerd met witte paaltjes of een afrastering) geslagen bal. Je krijgt één strafslag en moet opnieuw slaan vanaf de plek waar je je laatste slag hebt gedaan. |
Outside agency | Een voorwerp of levend wezen dat geen deel van het spel uitmaakt maar er wel invloed op kan uitoefenen. |
PAR | Het gemiddelde aantal slagen dat een professional nodig heeft. |
Par | Het gemiddeld aantal slagen dat een professional gebruikt om een hole uit te spelen. |
Par-driebaan | Golfbaan die alleen uit par-drieholes bestaat. |
Pin | Engelse benaming voor de vlag die de hole markeert. |
Pin high | Ligging van de bal die op gelijke hoogte ligt van de pin/vlag. |
Pinpositie | De plaats van de pin/hole op de green. Deze wordt regelmatig verzet om het gras van de greens niet te lang op één plek te belasten en om tijdens meerdaagse toernooien voor afwisseling te zorgen. In het clubhuis is vaak aangegeven welke pinpositie is gebruikt. |
Pitch | Een slag over een korte afstand. |
Pitch-en-puttbaan | Een baan met korte holes en een publieksvriendelijke opzet, ideaal voor een eerste kennismaking met de golfsport of voor het spelen van een snelle ronde. |
Pitchfork | Vorkje dat elke golfer standaard in zijn uitrusting moet hebben om evetuele pitchmarks (deukjes of kuiltjes veroorzaakt door de landing van de bal) vakkundig op de greens te repareren. |
Pitchmark: | Het kuiltje dat de bal bij de landing op de green maakt. Iedere golfer wordt geacht zijn of haar pitchmarks te herstellen. |
Plaatselijke regels | Lokale regels die alleen voor de betreffende baan van toepassing zijn. Deze regels zijn te vinden in het clubhuis, eerste hole en/of op de scorekaart. |
Plag | Wanneer een bal vanaf de fairway wordt geslagen, kan er - bewust of onbewust - een plag van zand en gras meevliegen. Deze plag (ook wel divot genoemd) moet weer worden teruggelegd en daarna worden aangedrukt. |
Play-off: | Wanneer een wedstrijd in een gelijkspel eindigt, wordt er een play-off gespeeld. Dit gebeurt net zo lang (op vooraf bepaalde holes) tot er een winnaar overblijft. |
Potbunker | Een diepe zandbunker met steile wanden. |
Practice swing | Oefenswing, uitgevoerd om het lichaam voor te bereiden op de werkelijke slag. |
Pre-shot routine | De routine die een speler uitvoert voordat hij/zij de bal slaat. |
Professional | Een golfer die met wedstrijden of lesgeven geld verdient. |
Provisionele bal | Nadat een bal gespeeld is die mogelijk niet vindbaar is of out of bounds is geraakt, moet een extra, provisionele bal worden gespeeld. Als blijkt dat de eerste bal wel speelbaar is, dan moet de provisionele bal worden opgepakt. Indien de speler met de provisionele bal moet spelen, dan gaat dit ten koste van een strafslag. |
Putt | Met de putter de bal in de hole (cup) slaan. |
Putter | Club die is gemaakt voor het putten. |
Qualifying | De baan is in goede conditie en dus geschikt om een qualifying kaart te spelen. |
Qualifying kaart | Een van tevoren aangemelde kaart (bij de caddiemaster of in het computersysteem van de club). |
Regenwater | Ligt de bal in een plas regenwater (tijdelijk water) en hindert dit jouw slag, stand of doellijn, dan mag je de bal (ver)plaatsen. Echter niet dichter naar de hole. |
Rode paaltjes/lijnen | Markering van een laterale waterhindernis. |
Rough | Het deel van de baan dat niet of nauwelijks wordt gemaaid. |
Round | Een ronde van - meestal - 18 holes op de golfbaan. |
Run | De afgelegde afstand van een rollende bal over de grond. |
Sand wedge | Een club (afgekort: SW) waarmee je gemakkelijk(er) uit de bunker slaat. |
Shaft | De stok van de golfclub. Kan van staal of graphite zijn beschikbaar met verschillende flexibiliteit of buigzaamheid (flex). |
Shank | Een slag die direct naar rechts afbuigt. |
Shanking | Het raken van de bal met de hosel van de club. |
Short irons | De ijzers (8, 9 en bijvoorbeeld pitching wedge) die voor de korte afstanden worden gebruikt. |
Shotgun | Golfers starten tegelijkertijd op verschillende holes. |
Shotgun | Wordt toegepast zodra er een wedstrijd op meerdere holes wordt gestart. Om duidelijk te maken dat je mocht starten, werd er vroeger een geweerschot gebruikt. Tegenwoordig wordt de wedstrijd via een toeter of gewoon op de klok gestart. |
Skins | Wedstrijdvorm waarbij om geld wordt gespeeld en de speler met het hoogste bedrag heeft gewonnen. Bij aanvang wordt de inleg per hole bepaald. De persoon met laagste score op de hole wint de pot. Bij een gelijkspel gaat de pot mee naar de volgende hole. |
Slag | De beweging die naar de bal wordt gemaakt met de intentie om die bal te raken. Ook indien de bal niet wordt geraakt, telt deze beweging als een slag en moet ook als zodanig worden genoteerd. |
Slagvlak | Het deel van het clubhoofd dat contact maakt met de bal bij een slag. |
Slice | Een slag die naar rechts afbuigt. |
Slice | Een balvlucht die sterk van links naar rechts afbuigt. |
Slope rate | Geeft de moeilijkheid van de baan aan en aan de hand hiervan wordt het aantal handicapslagen die een speler krijgt (of inlevert), bepaald. |
Sok | Beschermhoes voor houten clubs (woods) en drivers. Ook wel 'headcover' genoemd. |
Sole | De zool van het clubblad. De onderkant van de club. |
Spikes | Puntige noppen onder je golfschoen. IJzeren spikes worden bijna niet meer toegestaan in verband met beschadiging van de greens. De softspikes (kunststof variant) worden overal toegestaan. |
Stableford | Alternatieve puntentelling voor strokeplay. Hoe hoger het aantal punten, des te beter de ronde. |
Stance | De stand of het plaatsen van de voeten tijdens het adresseren. |
Standing | Het recht van een speler om te zijn waar hij is op de golfbaan, inclusief de daarbij behorende voorrangsregel(s): spelers die aan een wedstrijd meedoen hebben standing en altijd voorrang op niet-wedstrijdspelers etc. de baan of club bepaalt de eigen standing regels in de plaatselijke regels. |
Stoklengte | De lengte van een willekeurige club waarmee je aangeeft waar te droppen. |
Stroke | Het slaan van de bal. |
Stroke | Slag. |
Stroke index | De moeilijkheidsgraad van een hole |
Stroke index | Wordt op de scorekaart aangeduid met S.I. en geeft de moeilijkheid van de hole aan: 1 is de moeilijkste en 18 de makkelijkste hole. |
Strokeplay | Een golfspel waar iedere slag telt. |
Sweetspot | Vrij vertaald het midden van het clubblad. De beste plek op de club om de bal mee te raken. |
Swing | De beweging die de golfer maakt bij slaan van de bal. |
Take away | Het eerste deel van de backswing. |
Target line | Een denkbeeldige rechte (doel)lijn getrokken van achter de bal, door de bal en naar het doel. |
Tee | Het pinnetje om de bal op te leggen tijdens de afslag. |
Tee markers | Voorwerpen aan beide kanten van de afslagplaats, die worden gebruikt om de voortste grenzen van die afslagplaats aan te duiden. |
Tee time | Het tijdstip waarop wordt gestart. |
Texas Scramble | Een golfspel die je met meerdere personen speelt. |
Toppen | Wanneer bal te hoog wordt geraakt en daardoor zeer vlak over de baan vliegt. |
Trajectory | De baan van de balvlucht. |
Transition | De overgang van de backswing in de downswing. |
Transition: | De overgang van de backswing in de downswing. |
Trolley | Een constructie met wielen die onder de golftas wordt bevestigd, waardoor je die tas niet hoeft te dragen. Er bestaan trolley's die je duwt of trekt, maar er zijn er ook met een elektrische motor en afstandsbediening. |
Turn | Het stuk tussen de negende en tiende hole. Je 'draait' weer richting het clubhuis. |
Uitholen | De laatste, succesvolle slag op een hole. |
Up and down | Een bal naast de green die er binnen 2 slagen in gaat. |
Waarnemer | Iemand die is aangesteld om een referee bij te staan bij het nemen van beslissingen en om overtredingen van regels te melden. |
Waggle | Het heen en weer bewegen van de golfclub, kort voor de slag. |
Waterhindernis | Een opzettelijk aangelegde waterpartij om het spel uitdagender en gevarieerder te maken. |
Wedge | Een golfclub die bij korte slagen wordt gebruikt. Er bestaan pitching, gap, sand en lob wedges; allemaal hebben ze een verschillende loft (hellingshoek van het clubblad). |
Winter greens | Tijdelijke greens ter vervanging van de echte greens. |
Wintergreen | In de wintermaanden kunnen de kwetsbare greens snel beschadigen, daarom worden er op de fairway tijdelijke greens aangelegd. |
Yips | Een psychologische toestand van een speler waardoor hij/zij de controle over handen en club verliest. Het komt het meest voor tijdens het putten. Het wordt voor de speler bijna onmogelijk om een bal uit te holen. Maar het kan evengoed optreden tijdens chippen, pitchen of bij het bunkerspel. |
Zool | Onderkant van het clubhoofd. |